woensdag 2 juni 2010

In de trein

Als je wilt weten of er aan de linkerkant van een treincoupé evenveel ramen zitten als aan de rechterkant, heb je wat te doen maar toch verveel je je te pletter.
Ik verveel me dus. En zo te zien ben ik niet de enige. Die man schuin tegenover me verveelt zich volgens mij nog meer dan dat ik me verveel. Kan dat eigenlijk wel? Je meer vervelen dan een ander? Dat je meer niets te doen hebt dan een ander niets te doen heeft? Geen idee.
Ik verveel me zo erg dat ik mezelf zulke vragen stel.
Het zijn er 7 aan beide kanten trouwens.

Dit is nu de zes-en-vijftigste keer dat ik in de trein naar Nijmegen zit. Opstapplaats: Den Haag. Voor de mensen die denken: Dat valt toch best mee? Nee mensen, dat valt niet mee.
Dat is ver. Ver als-1 uur en 47 minuten-ver.
Naar NS standaarden: zo’n 34 rondjes om de kerk. Soms heb ik geluk en is het 1 uur en 44 of zelfs 43 minuten. Maar daar houdt het ook mee op. Machinisten en conducteurs moeten ook hun uren (lees: rondjes) maken.
Waarom zit je dan in die trein, hoor ik jullie denken. Tja. Je bent jong en je wilt wat. In mijn geval betekent dat stage lopen op het hoofdkantoor van TNT Post. In Den Haag.
Geen commentaar aub.
Het is de zes-en vijftigste keer dat ik deze route neem en er zullen nog twee-en-dertig volgen. Mijn stage duurt 6 maanden. Ik ben ruim over de helft dus. Maar dat maakt het er niet minder ver op.

Intussen ben ik aan het controleren of de wijzer van mijn horloge wel echt in 60 seconden zijn ronde maakt. Dat doet ie. Drie keer achter elkaar. En dan geloof ik het wel.

Ah, daar komt de conducteur. " GOEDEMIDDAG DAMES EN HEREN".
In principe een vriendelijke boodschap, maar toch brengen ze het altijd op zo'n manier dat je je er betrapt, onrustig, geintimideerd door voelt.
Hoewel de conducteur alleen is, vraagt hij toch: "Mogen wij uw treinkaartje even zien?".
Ik zeg: "Dat mogen jullie". Ik glimlach. Hij niet. Zij niet.
En ook al weet ik dat ik een OV-jaarkaart heb, die ik keurig aan hem laat zien, voel ik me pas gerustgesteld als hij weer doorloopt. Ik weet niet wat dat is.

Terwijl ik de conducteur de volgende coupé hoor "begroeten", hoor ik tegelijkertijd dat het meisje dat twee banken verderop zit nog steeds bezig is om een telefoongesprek tot een einde te brengen.
"Nee, jij moet ophangen. Nee, jij. Neehee. Nee. Nee, eerst moet je het woord zeggen. Je weet wel. Hoe je me altijd noemt. Neehee.. We hebben toch geen ruzie nu..
Ik bedoe.. Hallo? Geert? Geert?.."
Einde gesprek. Met een blik van het kaliber onweer stopt ze de telefoon weg. Wat een eerste klas liefdesdrama.
Tweede klas trouwens.

Op station Elst verlaat een groot aantal mensen de trein, maar een jongen treedt mijn coupé binnen. Hij heeft lang haar en een koptelefoon op. Hij kan overal in de trein gaan zitten, dus ook recht tegenover me. Dat doet hij dan ook.
Terwijl hij me aankijkt, knikt hij met zijn hoofd op en neer. Ik probeer weg te kijken, maar je hebt niet altijd ogen nodig om te zien dat iemand je aankijkt. Hij blijft maar knikken. Ik kijk wat ongemakkelijk naar links en rechts, ik kuch een beetje. Werkt niet. Hij blijft me onophoudelijk aankijken met een strakke blik. En maar knikken.
Ik besluit terug te kijken en maar mee te knikken. Al knikkend rijden we de Waalbrug over. De conducteur passeert ons. Hij knikt ook.
Horizontaal.

Winkelen

Ik houd van anoniem winkelen. In het beste geval weet alleen de persoon achter de kassa dat ik binnen ben geweest. Maar zo gaat het nooit.
Die hip geklede verkopers en verkoopsters weten altijd dat ik er ben. En als de eerste mij per ongeluk niet zag arriveren, dan de tweede of derde wel.

Strategisch staan ze opgesteld. In elke hoek een. Meestal in de buurt van een spiegel.
Zichzelf stiekem bekijkend. Vouwend. Dansend.
Omdat ik niet precies weet wat ik hebben moet (gewoon, kleren), ben ik een makkelijke prooi.
Op de muziek komt ie al aangeswingd. Skinny dit, baggy dat.
Laat me met rust man. Rare vent. Met je hoedje.

Ik neem uit fatsoen een broek van hem aan en vlucht naar een pashokje. Zo, rust.
Als ik eruit kom staat hij me, wederom dansend, op te wachten.
Ik vind de broek niet mooi. Hij wel. Ik voel me ongemakkelijk. Hij niet.
We staan 5 seconden tegenover elkaar zonder iets te zeggen.
Dan verschijnt uit een pashokje een ander slachtoffer. Zijn verkoper heeft hem een strak rose shirt aan laten doen met erop de tekst: “I’m a lover, not a fighter”.
Aan z’n gezicht zie ik dat hij zoiets normaal niet draagt.
In een enorme spiegel staan we afgebeeld. Tja.
Ik draai nog even naar rechts en links, alsof ik de broek nog een laatste kans geef.

De verkopers hebben ons inmiddels ingesloten. We zijn gevangen. Ik voel me al lang geen Koning meer.
Ik mompel iets dat de verkoper niet kan verstaan en ik loop weer snel mijn hok in.
Ik geef de broek aan hem terug. Op een of andere manier heb ik hierbij altijd een soort gevoel van schuld. Waarom eigenlijk? Waarom zou ik me schuldig voelen? Waarom zou ik uberhaubt iets kopen van een volwassen kerel met een paars sjaaltje om z'n nek?
Ik loop weg. Vlak voordat ik de winkel uit loop draai ik me nog eenmaal om. Mijn verkoper staat fluitend dezelfde shirts te vouwen als toen ik binnen kwam. Quasi-nonchalant, maar wel degelijk op z'n hoede.
Ik ga wel naar de H&M. Lekker anoniem.